Remi, 18 december 1917

Winter. De vierde oorlogswinter weeral. Wie had dat in die prachtige augustusdagen van 1914 kunnen voorspellen? Het ziet er niet naar uit dat deze winter beter zal worden dan de vorige, die barkoud was en zoveel mensen het leven heeft gekost. Met al die hagel en sneeuw en stortbuien van de laatste dagen is het weer niet beter dan toen – sommige nachten vriest het nu al tot 12 graden onder nul. Sommige scholen zijn zelfs gesloten bij gebrek aan brandstof – omgewaaide bomen worden immers opgeëist, en wat hier en daar gesprokkelde takjes en stokjes geven niet genoeg warmte om een klaslokaal te verwarmen. Ook op andere vlakken is de ontbering onder de mensen er niet minder op geworden. Voedsel is nog schaarser en bijgevolg liggen de prijzen nog hoger dan vorig jaar. De aardappelen, die op elk beschikbaar stukje grasveld werden geplant, brengen geen soelaas; de oogst valt tegen, met knollen die hard en klein zijn door de te koude zomer. Zelfs dat – de koude zomer – wrijven de mensen de boeren aan, hoewel zij daar evengoed het slachtoffer van zijn. Ach, de mensen klagen over alles en iedereen. Ze weten het niet meer. Ze zijn tegen de Duitsers, maar ook tegen Engeland, met hun bombardementen waarbij ook – onvermijdelijk – burgerslachtoffers vallen. En dan die activisten, die met hun openlijke oproepen en hun gestook de mensen nog meer verdelen. Antwerpen is een politiek slagveld geworden; voortdurend zijn er rellen en opstootjes tussen voorstanders van de Flamenpolitik en tegenstanders ervan. En de Duitsers staan erop te kijken en wrijven zich in de handen. Want dat is het enige wat die activisten bereiken: dat de moffen er wel bij varen. Ons helpt het niks vooruit. Maar wie heeft wat aan mijn mening, ik, een onbeduidende mankepoot die zelfs zijn vriendinnetje laat vallen als een baksteen als hem dat het beste uitkomt?

Plaats een reactie