Cécile, 8 januari 1918

Gelukkig nieuwjaar iedereen. Ook een gelukkig nieuwjaar voor mezelf. Zelfs voor Eléonore, voor wie dit allemaal voorbij is. Voor ons is het dat nog niet. Wij moeten voort. Dat zegt mama bijna elke dag, als om zichzelf moed in te spreken. Ze sleept zich maar wat voort, en dat begrijp ik. Drie en een half jaar hebben we Eléonore niet gezien of gehoord, maar de pijn van het gemis werd verzacht omdat we wisten dat ze er was en dat ze het goed stelde, wachtend tot dit alles voorbij was om ons terug te zien. Nu we weten dat dat moment er nooit meer zal komen, houdt niks de pijn nog tegen. En het kan niemand wat schelen. Niemand spreekt een troostend woord tot ons of geeft een blijk van medeleven. En nu zeker niet. Want blijkbaar was het nog niet genoeg dat we met de nek werden aangekeken door papa’s ‘demarche’. Er moest nog een schep bovenop: de inkwartiering van een Hauptman en zijn adjudant. We zijn nochtans niet de enigen. Alleen al hier in de Kloosterstraat zijn er verschillende Duitse hoge piefen ingekwartierd, zoals bij madame Lesseliers. Ze zitten overal. In de Stationsstraat, waar meerdere officierskwartieren zijn, in de Zandstraat, waar de Ortskommandantur gevestigd is – in kasteel Molenberg, of het Zwart Hekken zoals het hier gekend is, van de familie de la Kethulle de Ryhove -, in de Vrasenestraat bij de burgemeester. Overal in de schoonste huizen, en in de kastelen, zoals het Zwart Hekken. In kasteel Cortewalle is een casino gevestigd; kasteel Ter Vesten is het kwartier van Feldwebelleutnant Tilpe, ook de telefooncentrale bevindt zich daar. En zo kan ik nog wel even verdergaan: het kasteel in de Kasteeldreef, Hof ter Saksen, … En dan zijn er nog de buitenwachten in de Vliegenstal, het Zillebeek, Klaverenaas of Tijskenshoek. Overal. En nu dus ook bij ons. Om helemaal paria’s van ons te maken. Ach…

 

Plaats een reactie