KALLO

Kallo tijdens de Eerste Wereldoorlog

Vele Kallonaars deden bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog dienst als milicien of beroepssoldaat op de Antwerpse forten op de Linkerscheldeoever. Toen de Duitsers het naburige Antwerpen veroverden op 10 oktober 1914, namen de meeste Belgische soldaten de vlucht naar het neutrale Nederland in de hoop daar aansluiting te maken met het terugtrekkende Belgische leger. Onder hen ook vele deserterende soldaten uit Kallo. Maar liefst veertig van hen (de meesten waren torpilleurs van het nabijgelegen fort de Perel) wisten de grens veilig te bereiken, waar ze ontwapend werden door Nederlandse grenswachters en nadien geïnterneerd werden in het soldatenkamp van Harderwijk in Gelre. Daar zouden ze als krijgsgevangenen verblijven tot na het einde van de oorlog in 1918.

Gedurende de bezetting door de Duitsers maakte Kallo net als de gemeenten Beveren, Haasdonk en Melsele deel uit van het gouvernement-generaal. Op het Fort Liefkenshoek installeerden de Duitsers een eenheid matrozen-artilleristen die met Duitse boten de toegang tot de Schelde moesten verdedigen. Er kwamen ook twee waarnemingsbunkers op de wal van de versterking die toezicht hielden op de rivier. Ook in Kallodorp werden Duitse soldaten ingekwartierd, onder meer in de schoollokalen. De suikerfabriek van Kallo (SA Sucrerie de Calloo) in de Fabriekstraat kwam in december 1914 stil te vallen omdat Belgische soldaten de polders van Kallo en Doel in de zomer van 1914 opzettelijk lieten overstromen om zo de Duitse vijand tegen te werken. Toch werd de suikerfabriek opnieuw opgestart want in 1916 dicteerde een Duitse verordening dat alle in het Etappegebied geoogste suikerbieten moesten verwerkt worden in de fabrieken van Lillo, Berendrecht of Kallo. Dat de Duitse bezetter strenge maatregelen trof tegen woeker in landbouwproducten, blijkt uit de veroordeling van vier landbouwers uit Kallo: zij liepen in 1917 tegen de lamp en kregen zware boetes omdat zij erwten en andere peulvruchten verkochten op de zwarte markt.

Op de binnenplaats van de gehavende school van Kallo speelt een ingekwartierde Duitse militair met een nest puppies. Zijn collega’s kijken geamuseerd toe. Collectie Guido Hullebroeck.

Duits Scheldelied

Duits Scheldelied – Fort Liefkenshoek

Liefkenshoek, Liefkenshoek, Liefkenshoek <Liefkenshoek, Liefkenshoek, Liefkenshoek>
Waar bij alarm <Wo man Dich alarmiert,>
De brug niet omhoog wou <Da ging nicht hoch die Brück!>
Kannonnen heb je ook <Kanonnen hast du auch>
Maar wie te lang toekijkt, <Doch wer zu lange kuckt>
Die krijgt er van langs <Den schlagen’s vor den Bauch!>

Baerwald, luitenant, staf van de 1ste afdeling Matrozenartillerie

Kallo tijdens de Tweede Wereldoorlog

Fragment uit: C. Goossens, e.a., Beveren. Heerlijk land aan de Schelde, Lannoo, 2018, pp. 221-225.

De Achttiendaagse veldtocht liet in Kallo weinig sporen na: op de aanwezigheid van enkele Franse soldaten na bleef het vrij rustig, ook op zondag 19 mei 1940, de dag dat het Duitse leger het Waasland innam.
De bezetting die uiteindelijk vier jaar duurde, belastte Kallo zwaar. De gemeente kampte met financiële problemen en kon de zorg voor steuntrekkende gezinnen slechts aan dankzij een lening bij gegoede inwoners. De gemeente werd bedolven onder een stroom nieuwe Duitse verordeningen. De Duitse aanwezigheid bleek uit een barak op het Gemeenteplein die onder meer dienst deed als garage voor auto’s en moto’s, uit de inkwartieringen van soldaten en officieren bij burgers, uit de uitkijkposten in de hoogste bomenkruinen in het park en uit de bezetting van de forten Sint-Marie, De Perel en Liefkenshoek. In de Fabriekstraat, ter hoogte van de Suikerfabriek, installeerden de Duitsers twee Flackstelle met zoeklichten en luchtafweergeschut. Ook in de Ketenispolder stond er een.

In oktober 1942 zag burgervader Victor Cardon – die de door de bezetter bepaalde leeftijdsgrens van 60 jaar ruim overschreed – zich vervangen door Gerard Verlaet. Vanaf februari 1944 zetten de Duitsers de polders onder water: enkel de dorpskommen van Kallo en Doel, enkele binnendijken en de wijken de Molen, Konijnenpijp, Ouden Dijk en Geslechtdijk en nog enkele hoger gelegen akkers bleven droog. Om te verhinderen dat vijandige vliegtuigen op die droge akkers landden, heiden de Duitsers stukken boomstammen in de grond, de zogenaamde Rommelasperges. Tientallen landbouwersgezinnen verlieten noodgedwongen hun hoeves. Overigens hebben de paling- en andere visvangsten uit de overstroomde gebieden wel mee geholpen om het schrale dagelijkse rantsoen van de doorsnee-Kallonaar aan te vullen.

Na de bevrijding van Antwerpen op 4 september 1944, werd Kallo overspoeld met terugtrekkende Duitse troepen die de Schelde over wilden, fietsen opeisten, de bevolking verplichtten binnen te blijven en fort De Perel opbliezen. ’s Anderendaags, in de vroege ochtend, bleken alle Duitsers vertrokken. Kallo maakte zich al op voor een groot feest toen even na de middag de Duitsers gewapend met kanonnen het dorp opnieuw bezetten en een straatverbod uitvaardigden. De volgende dag eisten ze inwoners op om barricaden te plaatsen op de Melseledijk. De daaropvolgende dagen verliepen eentonig: de mannen mochten slechts tussen 12 en 14u de straat op, de elektriciteit viel uit. De nachten waren onrustig: troepenverplaatsingen, mitrailleurvuur en overvliegende vliegtuigen hielden de bewoners wakker, maar dat deed ook de aanhoudende hoop dat ‘ze’ nu toch gauw zouden komen. ‘Ze’ bevrijdden op 9 september Beveren, Melsele en Zwijndrecht. De Duitsers wilden echter vanuit Kallo nog zoveel mogelijk soldaten veilig de Schelde over en verdedigden de Melseledijk hardnekkig. Op kermiszondag 10 september 1944 werd Kallo getrakteerd op een eerste beschieting waarbij burgerslachtoffers vielen. ’s Namiddags ondernamen enkele plaatselijke en Antwerpse verzetsmannen van de NKB een poging om via de Melseledijk Kallo te bevrijden. Ondanks alle waarschuwingen liepen ze het Duitse geschut blindelings tegemoet: enkelen konden vluchten, anderen werden gevangen genomen, twee overleden in het ziekenhuis van Beveren en zeven stierven ter plaatse. Ook twee motorrijders, een Engelse soldaat en een Belgische verzetsstrijder die heen en weer reden, bekochten dit met hun leven. De geallieerden beperkten zich de volgende dagen tot het beschieten van het dorp – de kerk liep ernstige schade op – en de hoeves waarvan ze aannamen dat er Duitsers zaten. Na tien dagen werd het dorp door de Duitsers verlaten – om hun aftocht te dekken, bliezen ze de Melkaderbrug op. Op woensdag 20 september reden Poolse tanks het dorp binnen. Pas toen konden de lichamen van de gevallen verzetslui op de Melseledijk worden geïdentificeerd en geborgen.

Oorlogsburgemeester Frans Verlaet en gemeentesecretaris Van Snick werden geschorst. Verlaet stierf op 1 november 1944 in gevangenschap. Toch was de oorlog niet aan zijn einde gekomen: ook Kallo kreeg zijn aandeel in de vliegende bommen te verwerken. Behalve materiële schade vielen ook als gevolg daarvan burgerslachtoffers te betreuren.

Oorlogsmonumenten

Onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog, in 1920, liet het gemeentebestuur een herdenkingszuil oprichten ter ere van de omgekomen soldaten en burgers van Kallo. Het monument, een ontwerp van Jos Masier uit Beveren-Waas werd op het Gemeenteplein, pal voor het nieuwe gemeentehuis geplaatst. Blijkbaar hinderde het monument daar allerlei evenementen zodat de gemeenteraad in 1947 besliste om het monument te verplaatsen naar de begraafplaats bij de kerk. Ter vervanging werd aan de pui van het gemeentehuis een nieuw monument geplaatst, een arduinen kader met het wapenschild van Kallo rond een zwarte marmeren plaat waarin naast de namen van de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, ook die van de Tweede Wereldoorlog werden aangebracht. Opvallend: ook de namen van de acht burgers uit Kallo die op 3 augustus 1831 het leven verloren tijdens de Tiendaagse Veldtocht, werden opgenomen.

Op de Melseledijk, ter hoogte van huisnummer 50, werd op 18 september 1949 een monument ingehuldigd ter nagedachtenis van de weerstanders die op 10 september 1944 hun moedige, maar ondoordachte poging om Kallo te bevrijden, met de dood betaalden. Het monument werd beschermd in 2013.