Remi, 14 september 1915

Ons vader is gestorven, Stan. Het was te verwachten, ik had je verwittigd. Gisteren was de begrafenis. Het was een mooie dienst, en nagenoeg iedereen was er. Behalve jij. Nu is alles achter de rug en zit ik hier weer alleen. Met ons moeder. Ze houdt zich sterk; soms denk ik dat ze het niet echt beseft. Maar ik, ik weet me geen raad. Onze spaarcenten zijn op; va zijn pensioen is weggevallen en van jouw militievergoeding zien we niks. Omer en Henriëtte hebben ons wat toegestopt, maar veel hebben die ook niet op overschot – dat beweren ze toch. Ver zullen wij met dat beetje in elk geval niet springen. En over ons in huis nemen of een job voor me heeft niemand van hen het gehad. Ik moet dus mijn plan maar zien te trekken. “We hebben het allemaal moeilijk, Remi.” Het zal wel. Alleen Marie van onze Gust zei dat ze zou uitkijken voor me. Lief van haar. Maar ik kan er beter niet op zitten wachten, dat weet ik wel. Ik zal zelf een oplossing moeten zien te vinden. Alleen: er is nergens nog werk. En om als werkloze beschouwd te worden ben ik niet oud genoeg. Daar moet je zestien jaar voor zijn én moet je kunnen bewijzen dat je in juni en juli 1914 minstens veertien dagen hebt gewerkt. Anders had ik kunnen gaan klussen voor de gemeente of voor het Komiteit, wegenis- en straatwerken, van die dingen, dan had ik drie frank per week gekregen. Misschien niet in geld, ze betalen liefst in natura (met spullen of eten, wil dat zeggen) maar het zou tenminste iets geweest zijn. Of ik had een cursus of een technische leergang kunnen gaan volgen, die richt het Komiteit vooral voor jonge werklozen in: tekenlessen, elementaire meetkunde, werktuigkunde, boekhouden, talen. Stel je voor, Stan: ik weer naar school! Maar ik ben dus niet oud genoeg. Volgend jaar misschien. Maar dat duurt nog even. En hoe komen we die tijd door? Ja Stan, nu mijn hoofd er allerminst naar staat moet ik me met zulke zaken bezighouden. En niemand die me iets komt zeggen, ik moet het allemaal zelf uitzoeken. Al moet ik eerlijk zijn: meneer pastoor helpt me waar hij kan. Maar veel kan ook hij niet doen. Dat hij maar vlug een post als knecht of manusje-van-alles voor me vindt. Alles neem ik aan, zolang het maar betaald is én niet voor de moffen. Anders zal het het Armenbureel worden. Of de goot.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s