Proven

JOZEF SIMONS, 28 april 1915

Poperinge onder vuur

Oorlogsnieuws verwacht u van ons, uit Vrij België, van achter het front, uit de hoppestreek die nu lijkt op een reusachtig legerkamp waarin verschillende huids- en uniformkleuren in elkaar overlopen? Steeds moeilijker wordt het: mijn laatste brief, vol met interessante wetenswaardigheden over plaatsnamen, militairen en legeroversten is door de censuur verticaal geklasseerd. Ik onderneem nu een nieuwe poging, in de hoop dat dit bericht u wel bereikt.

Het belangrijkste nieuws van de week is voor ons een kwestie van leven en dood: sedert vorige vrijdag slaagt Frits erin om ons onder vuur te nemen. Dagelijks komen, met Duitse stiptheid, vier Oostenrijkse marmieten van kaliber 305 voorbij om drie kilometer verder neer te vallen, met een gekmakend gebulder te ontploffen en Poperinge te ‘vermoorden’. Gisteren en vandaag zijn er geen mensenlevens te betreuren. De stad is verlaten en in de vernielde Veurnestraat is de hop van de zolders op straat geslingerd.

Helemaal anders ging het er zondag aan toe. Toen viel de eerste bom op het gasthuis dat nog niet was ontruimd. De granaat scalpeerde een ziekenzuster, terwijl de vrouw die ze te drinken gaf, helemaal werd verpletterd. In diezelfde zaal vonden nog drie andere zusters en zes zieke burgers de dood…

 

Naar J. Simons, Schetsen en verhalen van een kanonnier, Excelsior Brugge, 1926. Deel I Brieven uit de oasis, p. 25-26

JOZEF SIMONS, 26 DECEMBER 1914

Kerstavond in het kasteel de Lovie. Het vriest dat het kraakt. Voorbij Ieper bulderen de kanonnen. Bij de stallingen en de buitengebouwen zingen de ingekwartierde Lotharingse soldaten van het Franse XXste korps wondermooie meerstemmige kerstliederen. In het kasteel heerst een hectische drukte: tijdens de middernachtmis doen Caroline en Louis hun eerste communie. Het feest vindt plaats in de grote zaal op de eerste verdieping. Tegen de muur hangt een Belgische vlag met een hoek vastgemaakt aan het kruisbeeld. De tafel doet dienst als altaar. Daarvoor is een trede getimmerd en aan weerszijden staat een kerststal opgesteld. De zaal is versierd met tapijten, palmen en winterbloemen. De grote kinderen komen aanzetten met extra lichten, stoelen en banken. Gravin Maria kijkt toe en speelt scheidsrechter.

Vanaf half twaalf is het een aan en af rijden van wagens met hoge gasten: vooral officieren die in de loop van de voorbije drie maanden in de Lovie ingekwartierd zijn geweest. Om middernacht zit de zaal eivol. Monseigneur Ruch, hulpbisschop van Nancy, gaat de plechtigheid voor. Twee aalmoezeniers assisteren hem. Op de bank zitten, helemaal in het wit, de twee communicantjes. De twee oudsten houden hen het communiekleed boven het hoofd. Rechts in de zaal hebben de familieleden, de huisgenoten en enkele buren van het gehucht vlakbij plaatsgenomen. Links zitten de officieren met vooraan generaal Balfourier gevolgd door de onderofficieren en ten slotte de manschappen. Ze staan tot op de trappen. Aan het harmonium zingt een Frans priester-soldaat. Na het evangelie houdt mgr. Ruch een korte toespraak over het vredesfeest terwijl honderdduizenden christenen elkaar beschieten.

De plechtigheid is ontroerend en indrukwekkend. De gelovigen bidden voor hun dierbaren, alle soldaten en een spoedige vrede.

Even later rijden de wagens weer af en aan. De familie en de huisgenoten trekken zich terug op hun kamers. Om 2u houdt het Duits geschut plots op: de start van een grootscheepse infanterieaanval.

Stille nacht, heilige nacht.

Naar J. Simons, Schetsen en verhalen van een kanonnier, Excelsior Brugge, 1926. Deel I Brieven uit de oasis, p. 21-24