Alfons, Emerence en Achiel Dierickx-Stoop

20 november 1914, vier uur in de namiddag. Mathilde Van de Velde, vroedvrouw in Melsele, komt aangifte doen bij burgemeester Joseph ’S Heeren van de geboorte van een jongen twee uur daarvoor. De baby heet Achiel Franciscus. Zijn moeder is Maria Emerentia Stoop – Emerence of Ranske in de dagelijkse omgang – geboren in Melsele op 5 december 1891 als zevende kind van Petrus Stoop, fabriekswerker, en Ludovica Francisca Engels, vroeger kantwerkster, nu huishoudster. Ze woont aan de Statie van Melsele; op de geboorteakte vult men landwerkster in als haar beroep.

De vader van de baby is (Hendrik) Alfons Dierickx, geboren in Nieuwkerken op 27 juni 1893, tweede zoon van Frans Leopold Dierickx, fabriekswerker, en Maria Clementina Vergauwen, huishoudster, eerder dat jaar verhuisd van Nieuwkerken naar de Ponjaard in Melsele, later naar de Statiestraat. Hij is niet aanwezig bij de geboorte van zijn eerste kind, en dat heeft alles te maken met de oorlog, die die zomer is uitgebroken.

Antwerpen 1913, Alfons Dierickx (privé-collectie Karen Dierickx)

Antwerpen 1913, Alfons Dierickx (privé-collectie Karen Dierickx)

Net als duizenden andere jonge mannen is Alfons eind juli 1914 onder de wapens geroepen. Volgens het bevolkingsregister is zijn stamnummer 190/8520 en behoort hij tot de militieklas 1913, 2de legerkorps, 1ste regiment van de etappentroepen, 3de bataljon, 10de compagnie. Waar hij terechtkomt en wat hij meemaakt tijdens die eerste maanden is niet precies geweten. Een prentkaart die hij verstuurt naar Emerence doet vermoeden dat hij in het fort van Borsbeek is gekazerneerd. Helpt hij daar mee aan de verdedigingswerken rond het fort – bomen rooien, struiken afbranden, huizen en boerderijen opblazen, loopgrachten aanleggen? Maakt hij daar het zeppelinbombardement op Antwerpen in de nacht van 24 op 25 augustus mee? En de daaropvolgende slag om Antwerpen? Is hij daar nog steeds als Antwerpen op 8 en 9 oktober wordt opgegeven door het Belgische leger? De kans is groot. Wat vaststaat, is dat hij niet met het gros van de troepen tot achter de IJzer geraakt. Vrijwel zeker is hij één van de circa 35 000 manschappen die achterblijven in en om Antwerpen om de aftocht van het Belgische leger te dekken. Hen wordt opgedragen stand te houden tegen de oprukkende Duitsers tot het niet langer kan, en dan uit te wijken naar Nederland – liever internering in het neutrale Nederland dan krijgsgevangenschap in Duitsland.

Zo gebeurt het ook. Met de Duitsers op hun hielen vluchten zo’n 33 000 Belgische soldaten, waaronder Alfons, naar Nederland, waar ze volgens internationaal oorlogsrecht worden ontwapend en opgesloten, aanvankelijk in geïmproviseerde tentenkampen, leegstaande fabrieken en kazernes, later in barakkenkampen. Ook Alfons. Het is niet duidelijk waar en wanneer hij de grens oversteekt. Voor zover we weten komt hij eerst terecht in de kazerne van Assen, dan in het kamp van Oldebroek, vervolgens dat van Harderwijk. We kunnen aannemen dat hij vier jaar lang met duizenden andere Belgische soldaten opgesloten zit achter prikkeldraad op een stoffig of net zompig terrein, opeengepakt in ongezonde houten barakken. Vier jaar lang moet hij honger, kou, onzekerheid en verveling verdragen – of mag ook hij na verloop van tijd overdag buiten het kamp gaan werken? Vier jaar lang ontvangt hij geen nieuws van thuis.

Of wel? Zelf stuurt hij minstens twee foto’s, maar slaagt Emerence er ook in nu en dan een foto of een brief vanuit het bezette België tot bij hem te krijgen, iets wat helemaal niet vanzelfsprekend is? Geregeld laat ze foto’s van zichzelf en de kleine Achiel nemen, dat wel. Op een van die foto’s laat ze Alfons erbij monteren. Maar bereiken die prentkaarten hem? En wat schrijft ze op de achterkant? Geen woord is overgebleven. Hoe zwaar heeft zij het als jonge, alleenstaande moeder te verduren onder de Duitse bezetting? Hoe en waar precies komt ze die vier jaar door? En Achiel? Mist hij zijn vader, die hij niet eens kent? Kan hij het vinden met de Duitse Landsturmers die in zijn school ingekwartierd zijn, of is hij bang van hen?

Op 11 november 1918 komt er een einde aan de oorlog. Achiel, net geen vier jaar oud, heeft nooit anders gekend dan de Duitse bezetting, maar nu ziet hij al die soldaten vertrekken uit Melsele. Te midden van de verwarring van de aftocht van de Duitsers rijpt wellicht het besef: het is voorbij, het is vrede. Op 20 november, op zijn vierde verjaardag, vindt de intrede van koning Albert in Antwerpen plaats. De koning is terug. Maar een vader krijgt Achiel er nog niet meteen bij. Ook Emerence moet nog even wachten op haar man. Pas in de loop van 1919 worden de Belgische geïnterneerden in Nederland vrijgelaten. Wanneer komt Alfons aan in Melsele? Wat voelt hij als hij na meer dan vier jaar zijn dorp inloopt? Hoe is het weerzien met Emerence? Hoe verloopt de kennismaking met zijn zoon? Wat denkt en voelt Achiel als hij zijn vader voor het eerst ziet? De antwoorden op deze vragen zijn niet meer te achterhalen, maar het ziet ernaar uit dat alles nogal snel in de plooi valt.

Het is 1919, de heropbouw van België komt op gang, Emerence, Alfons en Achiel beginnen aan een nieuw leven.

Alfons kan aan de slag in de haven van Antwerpen, later in het fort van Zwijndrecht; daar zal hij de rest van zijn leven als burger blijven werken. Met zijn gezin gaat hij aan de Statie van Melsele wonen. In 1920 komt er gezinsuitbreiding: een dochter wordt geboren, Esther. Zij zal sterven in 1943 in haar eerste kraambed. Na haar dood vertrekt haar man met de baby, een jongen, naar het verre Gent. Dit kleinkind zien Alfons en Emerence niet opgroeien, op een jaarlijks bezoek na, hun twee andere kleinzonen wel. Zelfs van heel dichtbij: Achiel trekt met zijn gezin bij hen in. Tot aan hun dood zullen ze aan de Statie in Melsele blijven wonen. In 1964 sterft Alfons, in 1970 Emerence, in 1996 Achiel (zijn vrouw Gabriëlle is al in 1973 gestorven).

En nog eens zoveel jaren later ontdekt hun (achter)kleindochter oude foto’s en prentkaarten, die (een deel van) dit verhaal vertellen.

(Karen Dierickx)

2 comments

  1. Een hele familiegeschiedenis ; van Achiel tot Karen. Vele jaren gingen voorbij, maar er is één grote band : “De familie met het bloed dat door de familieleden hun aderen stroomt.”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s