Gisterenavond, het was al na negen uur – en behalve mijzelf had iedereen zich reeds te bed begeven – werd met veel misbaar op de poort van de pastorij getrommeld. Toen ik de poort opende, was ik verwonderd een gewapende bende soldaten te zien onder leiding van officier Grimm, de Unterhauptmann van de bezettingstroepen. Ik vroeg hem wat dit moest betekenen. Op een weinig hoffelijke manier snauwde Grimm me toe: Gij hebt brieven ontvangen van kardinaal Mercier, gij moet die onmiddellijk afgeven en ze niet voorlezen in de kerk. Ik antwoordde dat ik geen brieven had ontvangen aangezien wij geen diocesanen zijn van zijne eminentie kardinaal Mercier, aartsbisschop van Mechelen, maar aan zijne hoogwaardigheid de bisschop van Gent zijn onderworpen. Dat had echter weinig of geen effect: Indien gij de brieven niet afgeeft, wordt gij naar Antwerpen geleid.
Nadat ik driemaal had herhaald geen brieven te hebben ontvangen, vroeg de botte mof: Waar is de kapelaan? Naar waarheid antwoordde ik: De heer onderpastoor is reeds naar bed. Hierop gaf hij zijn mannen bevel alle deuren en uitgangen te bewaken en dwong hij me hem met twee van zijn mannen te vergezellen naar de kamer van eerwaarde heer onderpastoor. Die moest zich in de aanwezigheid van de Duitsers onmiddellijk aankleden. Daarna werden wij – volgens Grimm – naar Antwerpen geleid. In werkelijkheid werden wij naar het gemeentehuis gebracht waar wij een uur lang werden opgesloten. Uiteindelijk mochten wij naar huis terugkeren met een streng verbod om de brieven van kardinaal Mercier voor te lezen in de mis.
Eerwaarde, nu ga je zeker die brief van kardinaal Mercier even lezen. Doen ! Hij zal u en uw parochianen zeker een steun zijn om deze oorlog in verzet door te komen.
Waarde Ernest, we zoeken een oplossing om dat te doen! Wees daarvan overtuigd! Dank u voor uw steun.