Jawel Elénore, het is me gelukt! Na lang wachten en heel veel geduld uitoefenen – meer dan ik had – heb ik eindelijk brieven kunnen meegeven aan Remi. Hij gaat ervoor zorgen dat ze bij jou geraken. Het is te zeggen: hij kan ervoor zorgen dat ze in Nederland geraken. En vandaaruit moeten ze een lange reis maken – via Engeland en Frankrijk – tot in dat kleine stukje vrij België waar jij zit. Trek er genoeg tijd voor uit als je ze ontvangt; het zijn er van mama en papa en van mij. En ik heb me niet bepaald ingehouden, moet ik zeggen. Ik heb je ook zoveel te vertellen. Twee jaar! Je houdt het niet voor mogelijk, en toch… Remi heeft me beloofd dat hij me zal laten weten wanneer ze in Nederland aangekomen zijn; dat kan morgen al zijn, maar evengoed pas volgende week. Of volgende maand. Wat ik me nu afvraag… Zou hij ze zelf wegbrengen? En hoe doet hij dat dan? Misschien moet ik het hem eens vragen, de volgende keer. Als hij me komt zeggen dat ze in Nederland zijn. Wel lief van hem, vind je ook niet? Hij zag er zo schattig uit toen hij het zei. Hij begon zelfs te blozen. En ik misschien ook. Wie weet. Ik kreeg het in elk geval warm. Koud krijg ik het dan weer van die moffen. Wat ze de afgelopen weken weer allemaal uitgevonden hebben om ons te pesten: voor 15 september mag de oogst van dit jaar niet verbruikt, vervoerd of verkocht worden. Het politieuur in het Etappengebied wordt bijgesteld naar 11 uur; in Melsele zijn boeren aangehouden die weigerden bepaalde landbouwproducten te leveren (vraag me niet welke, of wie) en in Haasdonk zijn voor de zoveelste keer inwoners veroordeeld (reden? geen idee). Zo dikwijls denk ik: ik trek me er niks van aan, ik sluit me ervoor af, maar dat lukt gewoon niet. Altijd sijpelt er wel iets door of vang je iets op. En dan weet je: ik moet op mijn tellen passen; ze zien alles, ze horen alles, ze weten alles. Zolang ze dat van Remi maar niet weten. Dat zou pas een ramp zijn.