Brieven afgeven. Meer wilde ze niet. Zoals ik al had gedacht. Ik ben de postbus niet, had ik moeten zeggen. Maar ze zag er zo verlegen uit. Zo schoon ook. Wat kon ik anders doen dan de brieven aannemen en zeggen dat ik ervoor zou zorgen dat ze op hun bestemming geraakten? Het is te zeggen: tot in Holland. En ik zou het haar nog laten weten ook. Toen begon ze zo te blozen. Ik? Nee, ik niet. Maar ik voelde me heel wat, dat wel, daar moet ik niet over liegen. De moffen, die houden ons dan weer klein. Zo klein als maar kan. Vorige week nog werd een veehandelaar uit Melsele beboet – 1000 Mark! – omdat hij vee had verkocht in het Etappengebied. Mag dus niet. Ook de oogst van dit jaar mag niet vóór half september vervoerd, verkocht of verbruikt worden. De broer van Fabrice sakkert nogal. En de andere boeren ook. Je zou voor minder. En dan verschieten ze ervan dat we van alles in het geniep beginnen te doen. Maar wat willen ze dan? We moeten toch iets doen om te overleven. Als we hen laten doen, versmachten ze ons allemaal. Straks ga ik nog eens naar ons moe proberen te gaan. Daar achter de grens met het Etappengebied. Ik ken ondertussen nieuwe wegeltjes en sluikwegjes. Sluipwegjes, beter gezegd. Ik ga ze eens uitproberen. Kan altijd van pas komen. Ik zal haar de groeten doen. En zeggen dat alles goed met je gaat. Al weet ik dat niet zeker, het is zo lang geleden dat je nog geschreven hebt. Wel gek eigenlijk: ik maak anderen blij door brieven door te geven, maar zelf krijg ik er geen meer. Ontvang jij de mijne?
Uw brieven niet ( ze zijn immers ook niet voor mij bestemd), maar wel uw reacties via internet. En dat vanuit 1916 nu in 2016 !