Het is koud geworden, Stan. Het heeft al enkele nachten fel gevroren, het heeft zelfs al gesneeuwd. Bij jou ook? Ik moest denken aan hoe we daar vroeger zo van genoten, van de eerste sneeuw. Aan hoe we zelfs het dunste laagje bijeen schraapten om er ballen van te maken en ze tussen elkaars kraag te steken! En hoe Boris dan rond ons sprong! Dat was plezant, hè. Dit jaar zal het er niet van komen. En weet je, dit jaar vind ik er ook niks aan. We hebben zogoed als geen kolen meer, zelfs in huis is het om te bevriezen. Kou als deze kruipt gewoon in je botten. Moeke en vake bibberen zowat uit hun vel. Het gaat niet goed met hen, Stan. Ik doe wat ik kan, maar het is precies nooit genoeg. Ze missen je al net zo erg als ik. Wat doe jij, zo hele dagen lang? Ik niet veel meer. Nu met die Duitsers in het kasteel, weet ik niet of ik er nog moet gaan werken. Niemand heeft me iets gezegd. Ik hang er wat rond, doe hier en daar een klusje, houd een oogje in het zeil, voor zover dat gaat. Fabrice ook. Nu jij er niet meer bent, trek ik meer op met hem. Hij is de kwaadste niet. Hij heeft me verteld dat ze tussen Kieldrecht en Nieuw-Namen hele rollen prikkeldraad hebben gelegd. Pal op de grens en over de hele lengte. Gewoon in het midden van de straat en tussen de huizen door. Om de Belgen in België te houden, naar ‘t schijnt. Er zullen er dan wel veel naar Nederland proberen te ontkomen. Waarom zouden ze dat anders doen? Ik vind het nogal dom. Ik begrijp ook niet waarom ze per se willen dat we hier blijven. Als je hen bezig ziet, zou je denken dat ze niets anders dan last met ons hebben. En het is net andersom. Ze zijn zo moeilijk, Stan! Niets kan, niets mag. En als zij iets zeggen, moet het. Meteen. Of anders zwaait er wat. En alles nemen ze ons af. Nu het zo koud is, eisen ze onze wollen dekens en mantels op. Onze kolen. Ons eten ook. In Beveren zou er voedselhulp georganiseerd zijn, voor werklozen en weduwen en wezen enzo. Niet dat wij elke dag onze buik rondeten, maar ik hoop dat we daar nooit naartoe hoeven! We krijgen zelfs geen post meer. Of je ons al een brief hebt geschreven of niet, doet er eigenlijk niet meer toe: er komt toch niets door. Niemand hier weet van iets. Alleen wat zij willen dat we weten. En nergens kunnen we nog op ons gemak zijn, overal hebben ze oren en ogen. Voor je het weet verstrek je verkeerdelijke inlichtingen of verspreid je valse geruchten. En ook dat wordt natuurlijk zwaar bestraft. Over geruchten gesproken: in Sint-Niklaas zou je niet meer mogen fluiten of zingen, en met meer dan drie mensen tegelijk staan praten op straat zou ook verboden zijn. Als dat waar is, komen wij er nog goed vanaf. Voor zolang het duurt. Je ziet, Stan, het is hier niet alles. Waar dat naartoe moet, weet ik niet. En het ziet er niet naar uit dat het vlug voorbij zal zijn. Het enige wat me nog pleziert zijn mijn bezoekjes aan de Borgelioens. Elke week steek ik iets in elkaar en breng ik het hen. Net als vroeger. Ze zijn er nog. Boris heb ik niet meer teruggevonden. Ik denk dat ze hem hebben meegenomen, die vuile dieven. Ik kijk dikwijls naar onze foto, jij en ik in ons schoonste kostuum en Boris tussen ons in. Toen was alles nog zoals het moet. Hoor vake toch eens hoesten. Het had allang gedaan moeten zijn. Heel die stomme oorlog! Ik ga slapen, Stan. Dan voel ik de kou niet zo. En dan moet ik niet meer nadenken. Houd je warm, Stan. Tot later.
Ja, oorlog is altijd stom. Meestal wordt de man (en de vrouw) uit de straat het grootste slachtoffer van dit zinloze geweld. De Nederlanders hebben geluk; zij kunnen zich neutraal houden en dit geluk willen de Duitsers voor ons afschermen. Opgelet, want ze gaan op deze draad ook nog elektriciteit zetten. Veel sterkte, Remi . Probeer deze oorlog zonder kleerscheuren door te komen. Stan, waar je ook bent … volhouden !!!
Volhouden – dat zullen we doen!
Heel erg bedankt voor de steun en om zo met ons mee te leven…