Gravin Maria, 9 januari 1918

Mijn lieve René

Ik heb zopas je mooie brief met je lieve wensen voor 1918 ontvangen. Je merkt met hoeveel vertraging je brief, gedateerd op 24 december, hier is aangekomen. Duizendmaal dank voor je berichten. Op mijn beurt stuur ik je onze allerbeste en allerliefste wensen voor het jaar dat nu begint … Och! Moge dit jaar de vrede brengen! Deze wens is momenteel universeel want tot in de verste uithoek van de wereld heeft men genoeg van de verschrikkingen van de oorlog!
Je moest eens weten hoeveel ik aan je denk, mijn beste René, in die allesoverheersende kou. Iedere avond voor het slapengaan, denk ik aan al die ongelukkige soldaten in de loopgraven. – Wat moeten zij op dit moment meemaken? – Werkelijk vreselijk! –
Sinds je kort bezoek aan De Lovie ben ik op de sukkel geraakt met een bronchitis en koorts. Gelukkig ben ik nu toch aan de beterhand. Ondanks de sneeuw en de vrieskou stellen je oom en de kinderen het zeer goed. Inderdaad, wij ondervinden hier nauwelijks iets van de oorlogsgruwel. Joseph en Gérard zijn acht dagen met vakantie thuis geweest en hebben van ’s morgens tot ’s avonds geschaatst. De kleintjes zijn er ook al mee begonnen. Je zou je grote vriend Loulou moeten kunnen aan het werk zien. Hij is op weg om een verdienstelijk schaatser te worden: hij beweegt voor- en achteruit en laat met het grootste gemak allerlei kunstjes zien!
We hebben een gezellig kerstfeest en een sfeervolle nachtmis meegemaakt: gezangen, viool, niets ontbrak eraan! De volledige staf heeft de drie missen bijgewoond, met een bewonderenswaardig respect en devotie.
Ik moet je verlaten, mijn lieve René. Ik word zo meteen geroepen voor het diner. Tot weldra, hoop ik! Ik wens je nogmaals het allerbeste en stuur je ook al mijn liefde. Ik omhels je teder, je tante Maria

Plaats een reactie