Dagboek WOI

E.H. De la Croix, 9 november 1915

Niet alleen in Kieldrecht doen de Duitsers huiszoekingen. Ook hier in Haasdonk hebben ze alle wol en koper opgeëist. Wantrouwig als ze zijn, vallen ze af en toe onaangekondigd huizen binnen, steeds op jacht naar koper. Ze hebben ook de afmetingen van de kerkklokken en van de orgelpijpen opgenomen, maar goddank hebben ze die nog niet meegenomen. De zusters zijn tot nog toe van deze huiszoekingen gespaard gebleven – hoewel de soldaten in april vast beloofd hadden terug te keren. Misschien omdat de zusters eetmalen verschaffen aan burgermannen in Duitse dienst?

E.H. De la Croix, 23 oktober 1915

Affiche 'Seid verschwiegen. Achtung für Spionen!' S.d. (GAB Beveren- Waas, Oorlogsaffiches, WOI_18_13)

Affiche ‘Seid verschwiegen. Achtung für Spionen!’ S.d.
(GAB Beveren- Waas, Oorlogsaffiches, WOI_18_13)

Ondertussen heb ik van mijn bronnen die dicht bij de grens kunnen komen – hun namen mag en kan ik niet prijsgeven, u zult snel begrijpen waarom – meer nieuws ontvangen over de situatie in Kieldrecht. De Duitse tirannen zien blijkbaar overal sporen van mogelijke spionage. Zo bijvoorbeeld zijn alle huizen op Kieldrechts grondgebied van waaruit men de Hollandse grens kan zien, verdacht. De gebouwen die binnen een afstand van 200 meter van de grens staan, zouden zijn ontruimd. Ik heb mij laten vertellen dat naar schatting 1000 inwoners op straat zijn gezet en al hun haardsteden ontmanteld zijn. Intussen doen de gendarmes en ook een soort geheime politie huiszoeking na huiszoeking. Ze zijn op zoek naar koper, wol, etenswaren en naar smokkelaars van briefwisseling naar Holland. Ook naar personen die vluchtelingen over de grens smokkelen. Wee hen die ook maar een papiertje bij zich dragen met de groeten aan een oom of een tante: dat is spionage! Ze vliegen het gevang in, of worden verbannen naar Duitsland!

Daniël Frans Struyf, 5 oktober 1915

Oktober 1915. Onze aalmoezenier, een professor uit het Sint-Jans Berchmanscollege van Antwerpen komt ons tijdens onze werkzaamheden een bezoek brengen en nodigt ons allen uit om ’s avonds de lofviering te komen bijwonen in de kerk van Wulveringem. Wij beloven  te komen en trekken weldra met enkele makkers ter kerk in het aangename gezelschap van onze aalmoezenier. Mijnheer Steynen, want zo heet hij, is waarlijk een lieftallige en goede man die ons zoveel als hij kan troost en ons steeds aanmoedigt. Hij probeert ons steeds het laatste oorlogsnieuws te brengen.  Ja, onze aalmoezenier is een ware en oprechte vriend, bij wie ik steeds terecht kan om mijn hart te luchten, zodat ik met een onbezwaard gemoed mijn werk kan hervatten.

Daniël Frans Struyf, 29 september 1915

Tot spijt van luitenant Waucquez en mijn makkers verlaat ik vandaag de 13de compagnie om de 23ste compagnie in Wulveringem te vervoegen. Het regent pijpenstelen en ik ben dan ook gans doorweekt als ik toekom in Wulveringem. De nieuw opgerichte compagnie is ondergebracht in een hoeve juist achter de kerk van Vinkem. Bij mijn aankomst ga ik bij de brigandier der guiden plaats zoeken. Deze jongen is afkomstig uit Herentals en al vlug kunnen we het goed met elkaar vinden. Onze compagnie heeft de opdracht om de belangrijke wegen in goede staat te houden en de materiaalwagens die aan de tramstatie toekomen, te lossen. Sergeanten en korporaals werken in een goede verstandhouding en helpen elkaar waar nodig. Ik denk dat het hier nog beter zal gaan als gedacht! Op dit ogenblik gaan we de grote baan van Veurne naar Ieper, kapot gereden door het drukke verkeer, opnieuw rijklaar maken. Het is ’s nachts bitterkou in de schuur. Daarom maken wij een eigen strohut waar we met zen getweeën in kunnen liggen.

67 Permissionnaires - Allerhande

Lossen van oorlogsmaterieel. Foto genomen door de Lokerse brancardier en fotograaf Gustaaf Drossens (collectie Herman Magherman)

E.H. De la Croix, 21 september 1915

SC_2015_24_003_Prosperhoeve

De Prosperhoeve was eigendom van Engelbert-Marie uit het adellijk huis van Arenberg (1872-1949). Van oorsprong een Duits geslacht werden de Arenbergs tijdens de Eerste Wereldoorlog verdacht van vijandige sympathieën. Na de oorlog werd Prosperpolder daarom door de Belgische staat onder sekwester geplaatst (collectie Guido Hullebroeck).

Ik liet u in mijn bericht van vorige maand weten dat hier geruchten de ronde deden over een afsluitingsdraad die de Duitsers te Kieldrecht langs de Nederlandse grens hebben geplaatst en over Kieldrechtenaren die uit hun huizen werden gezet. Wel, ik vernam onlangs dat al in de maand juli een gelijkaardige draad in Prosperpolder zou geïnstalleerd zijn. De Duitsers hebben die draad onder elektriciteit gezet. Dat is iets waarmee de meeste van onze mensen nog niet vertrouwd zijn, en daarom levensgevaarlijk! Het fijne weet ik er nog niet van, maar desondanks vrees ik dat het daar aan de grens niet goed zal aflopen …

E.H. De la Croix, 31 augustus 1915

Onrustwekkend nieuws bereikt ons via omwegen vanuit de parochie Kieldrecht, nu gelegen in het Etappegebied. Daar is de bezetter een draad aan het plaatsen, langs de landsgrens met Nederland. De bewoners van de huizen die dicht bij de grens aanleunen, moeten allen ruimen: de woningen worden gebruikt als paardenstallen. Deuren en vensterluiken verdwijnen om te worden gebruikt als brandhout, ook planken vloeren en zolderbalken worden om dezelfde reden weggehaald.

Daniël Frans Struyf, 15 augustus 1915

Vandaag is het Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart. Onze aalmoezenier zal vandaag een mis opdragen in de schuur van de compagnie te Leisele. Wij gaan er met enkele makkers naartoe. Tot mijn verbazing blijkt de arme priester geen misdienaar te hebben om de viering te assisteren. Niemand durft zich van deze godsvruchtige taak te kwijten dus meld ik mij aan als vrijwilliger. De priester is zeer tevreden en de mis kan starten. Mijn vrienden lachen mij wel wat uit maar ik ben gewoonweg blij dat ik een medemens gelukkig heb kunnen maken.

E.H. De la Croix, 27 juli 1915

Enkele honderden Duitse soldaten bezetten onze parochie. ’t Varieert, maar onder de vierhonderd is hun getal nog niet gedaald. De officieren betrekken de grootste en schoonste huizen. De soldaten zijn ingekwartierd in het fort maar het grootste gedeelte heeft zijn intrek genomen in het dorp, in de patronage, in de zondagschool en in de jongens- en de meisjesschool. Een klein aantal vindt een onderkomen bij burgers.
Over het algemeen, dat moet ik toegeven, zijn ze niet kwaadaardig, maar het zijn dronkaards en vrouwenliefhebbers. En dat zet veel kwaad bloed bij onze parochianen!

E.H. De la Croix, 29 juni 1915

Ik heb u enkele weken geleden al bericht gezonden over de onfortuinlijke toestand van de splitsing van onze parochie en de nieuwe grens tussen het zogenaamde etappegebied en het generaal-gouvernement. Gelukkig duurde die droevige situatie slechts korte tijd. Onlangs ontvingen wij een pas. Daarmee mogen de parochianen uit het etappegebied weer naar het dorp komen. Ikzelf en de onderpastoors mogen met onze pas diezelfde parochianen bij hen thuis bezoeken en troosten. Toch worden wij nog steeds beperkt in onze bewegingsvrijheid: wij mogen de grenzen van de gemeente met het etappegebied niet overschrijden.

Daniël Frans Struyf, 7 juni 1915

Vandaag heb ik een klein voorval. Mijn makkers komen langs en klagen dat zij hun rechthebbende tabak nog niet ontvangen hebben. De adjudant van onze compagnie, een goede ouden man, antwoordt dat zij tevreden mogen zijn nog wat tabak te krijgen. Tenslotte hebben zij hier geen recht op aangezien zij niet meer naar de loopgraven gaan. Omdat ik niet kan aanzien hoe men de eenvoudige soldaat wil beetnemen, kan ik het niet nalaten de adjudant om een weerwoord te vragen. Op zijn toelating zeg ik hem: Adjudant, het verwondert mij dat u – ondanks uw beperkte kennis van de geldende regelgeving – adjudant geworden bent; immers het soldatenreglement verklaart duidelijk en ondubbelzinnig dat in oorlogstijd iedere soldaat, zonder uitzondering, recht heeft op 10 gram tabak en twee sigaretten per dag, zonder te spreken van de druppel welke thans beter smaakt in de keel van de officieren dan in dien van ons. De adjudant reageert totaal verbouwereerd: Struyf, zijt gij zeker van wat gij daar vertelt? Ik herhaal mijn verklaring waarop de adjudant ons gezelschap schoorvoetend verlaat. Mijn vrijpostige uitlating wordt op luid gejuich en applaus onthaald.

s’Avonds als men ons de soep brengt, krijgen wij ons rechtmatige rantsoen van 50 gram tabak en 10 cigaretten! Onze chef verwittigt mij dat ik na de soep op de bureau moet komen omdat de kommandant mij persoonlijk wil spreken. Wat hangt me nu boven het hoofd? Ik bereid mij alvast voor op een uitbrander en  tuchtstraf maar niets is minder waar! De kommandant verwelkomt mij zeer hartelijk, hij overlaadt mij met complimenten en vertelt hoe hij te horen heeft gekregen dat ik goed kan schrijven en rekenen. Deze kwaliteiten zouden uitstekend kunnen dienen bij de administratie op het bureel van de kommandant. Bovendien zou het schrijfwerk mij beter bevallen dan het wroeten en ploegen bij de genie. Daarom besluit de kommandant dat ik vanaf s’anderendaags op de bureau zou komen schrijven.

Omdat ik niet anders kan, neem ik dit aanbod aan, maar als de officieren denken mij hiermee te kunnen muilkorven en de kleine man doen te vergeten, dan hebben zij het goed mis!