Auteur: Fredericus De la Croix

E.H. De la Croix, 6 januari 1915

Twee dagen, twéé dagen, bleef de ongelukkige Maria Van Acker op haar schoolbankje liggen, zoals ze getroffen werd – niemand mocht haar aanraken vooraleer het parket geweest was. Maar wat niet kwam opdagen was het parket. Dit triestig voorval sprak immers niet in ’t voordeel van de vijand… Uiteindelijk mocht het kind worden begraven. De Duitse officieren woonden de lijkdienst bij. Het waren protestanten. Onder elkaar organiseerden zij een omhaling ten voordele van de ouders van het onschuldige slachtoffertje. Dat bracht 14 frank op, bedrag dat zij de ontroostbare moeder aanboden!

Intussen verscheen in Het Handelsblad van Antwerpen het volgend vals bericht:

Een ongeluk te Haasdonk:
Maandagmorgen is te Haasdonk een zeer betreurenswaardig ongeluk gebeurd in de school aldaar. Het schot van het geweer van een Duits soldaat ging bij toeval af en trof een groep kinderen. De geneesheer werd onmiddellijk opgeroepen en diende de gekwetste kinderen de beste zorgen toe. Intussen had het gerucht van het ongeluk zich verspreid en men begrijpt de onrust die er heerste onder de ouders van de schoolkinderen!

E.H. De la Croix, 4 januari 1915

Gisterenavond, het was al na negen uur – en behalve mijzelf had iedereen zich reeds te bed begeven – werd met veel misbaar op de poort van de pastorij getrommeld. Toen ik de poort opende, was ik verwonderd een gewapende bende soldaten te zien onder leiding van officier Grimm, de Unterhauptmann van de bezettingstroepen. Ik vroeg hem wat dit moest betekenen. Op een weinig hoffelijke manier snauwde Grimm me toe: Gij hebt brieven ontvangen van kardinaal Mercier, gij moet die onmiddellijk afgeven en ze niet voorlezen in de kerk. Ik antwoordde dat ik geen brieven had ontvangen aangezien wij geen diocesanen zijn van zijne eminentie kardinaal Mercier, aartsbisschop van Mechelen, maar aan zijne hoogwaardigheid de bisschop van Gent zijn onderworpen. Dat had echter weinig of geen effect: Indien gij de brieven niet afgeeft, wordt gij naar Antwerpen geleid.
Nadat ik driemaal had herhaald geen brieven te hebben ontvangen, vroeg de botte mof: Waar is de kapelaan? Naar waarheid antwoordde ik: De heer onderpastoor is reeds naar bed. Hierop gaf hij zijn mannen bevel alle deuren en uitgangen te bewaken en dwong hij me hem met twee van zijn mannen te vergezellen naar de kamer van eerwaarde heer onderpastoor. Die moest zich in de aanwezigheid van de Duitsers onmiddellijk aankleden. Daarna werden wij – volgens Grimm – naar Antwerpen geleid. In werkelijkheid werden wij naar het gemeentehuis gebracht waar wij een uur lang werden opgesloten. Uiteindelijk mochten wij naar huis terugkeren met een streng verbod om de brieven van kardinaal Mercier voor te lezen in de mis.

E.H. De la Croix, 28 december 1914

De school en het dorp staan in rep en roer na de bekendmaking van uitermate schokkend nieuws!

Het laatste klaslokaal waarin de Duitsers logeren is van het volgende – het eerste leslokaal – gescheiden door een houten wand. Langsheen deze wand staan de bedden van de Duitsers opgesteld en tegen de wand hangen hun wapens.

Deze morgen zat een van de soldaten, een onderofficier, op zijn bed en beging de onvoorzichtigheid zijn geladen geweer te kuisen. Wie zou hierin kwaadwilligheid durven veronderstellen?

Maar het ondenkbare gebeurde: het geweer ging af, de kogel drong door de wand en doodde op slag een kind. De in het rond vliegende splinters kwetsten nog een tiental andere kinderen.

Het ongelukkig slachtoffertje, de zesjarige Maria Van Acker, werd bijzonder ernstig getroffen. Haar hersenpan is verbrijzeld. De hersenen spatten tegen het plafond en fragmenten van de schedel werden naar alle kanten van het lokaal geslingerd.
Er wordt nu gewacht tot het parket afstapt. Meer nieuws over deze verschrikkelijke gebeurtenis volgt later.

E.H. De la Croix, 27 november 1914

De Duitsers hebben zich meester gemaakt van de toren van de kerk! Alle uren van de dag en van de nacht moeten zij toegang hebben.

De toren is via telefoon- en telegraafdraden verbonden met het fort en alle burelen van de Duitsers. Wat zij daar uitrichten, kan niemand zeggen. Zeker is dat zij van daar de omgeving bespieden en in observatie nemen. Staan er kanonnen of andere oorlogstuigen op? Vragen die niet kunnen beantwoord worden, want de toegang tot de toren is zeer streng verboden voor Belgen – dus ook voor mijzelf! -. Bovendien dragen zij vooral in de nachtelijke uren allerlei geheime zaken naar boven. En op de vier kanten van de spits hebben zij openingen gemaakt, om hun werk beter te kunnen verrichten. Op die manier hebben de Duitsers de mooie naald van de toren zwaar geschonden en beschadigd …

E.H. De la Croix, 3 november 1914

Vandaag heropenen de zusters de school in Haasdonk. De lessen werden al op 1 augustus gedwongen opgeschort, omdat men de leslokalen opeiste om militairen te logeren te leggen: Belgen tot 8 oktober en vanaf 23 oktober Duitsers. De Duitse bezetter heeft moeder Tarsilla nu opdracht gegeven die schorsing op te heffen. Zij laat me weten dat de lessen voor vier klassen gewoon in de schoollokalen zullen hervatten. Twee andere klassen krijgen elders in het klooster een onderkomen. De twee laagste bewaarklassen blijven voorlopig dicht. De vijand eist immers dat vier schoollokalen te hunner beschikking blijven. Al met al een goede zaak, nu ook het grootste gedeelte van onze gevluchte parochianen teruggekeerd is.

E.H. De la Croix, 11 oktober 1914

Antwerpen is gevallen! Eergisteren, vrijdag, heeft de stad zich na zware beschietingen overgegeven. Mijn parochianen zijn vanaf donderdag, bij het begin van het bombardement van Antwerpen, massaal op de vlucht geslagen. Ik denk dat 80% vertrokken is. Zelf ben ik – wat dacht u anders –  op mijn post gebleven en samen met mij drie zusters. Alle andere zusters trokken met de ouderlingen en de wezen die in het tehuis worden verzorgd én met een beklemd gemoed het onbekende tegemoet.  Even daarvoor hadden ze alle kostbaarheden van het klooster – monstrans, kelken, cibories, ornamenten van de kapel – in het gewelf van de kelder ingemetst. Maar hun ballingschap was van korte duur. Toen de zusters in Sint-Gillis-Waas arriveerden, hoorden ze de schrikwekkende kreet: ‘De Duitsers zijn daar … ‘. Als bij toverslag waren alle wagens gekeerd en keerden ze terug naar huis, naar hun klooster en mochten wij hen diezelfde avond nog weer thuis ontvangen.

Vannacht is het Duitse leger in Haasdonk aangekomen om het fort tot overgave te dwingen. Het fort, verdedigd door wel 200 soldaten, was al afgesloten van de andere forten rond Antwerpen. De commandant heeft een uur bedenktijd genomen vooraleer te capituleren, maar er restte hem geen keus: de Duitse overmacht was te groot. Hij is deze voormiddag, samen met zijn soldaten, als krijgsgevangene afgevoerd naar Antwerpen. Ik hoor vertellen dat er vannacht toch nog enkele soldaten zijn kunnen ontsnappen door al zwemmend de wal rond het fort over te steken.
Deze namiddag heeft een Duits legerkorps zijn intrede gemaakt in Haasdonk en de hele parochie bezet. Een generaal, vier officieren en zo’n veertig soldaten hebben zich in mijn pastorij geïnstalleerd. Ze blijven hier overnachten. De soldaten begonnen onmiddellijk alles overhoop te halen op zoek naar bruikbare spullen. Ik ben direct bij de generaal, een stuurse en botte man, een echte Pruis, klacht gaan neerleggen. Hij is gelukkig eerlijk, want ondertussen hebben de soldaten verbod gekregen de pastorij te plunderen.

E.H. De la Croix, 22 september 1914

Moeder Tarsilla vraagt me u te laten weten dat de zusters hier in het hospice sinds de eerste dag van die verschrikkelijke oorlog onafgebroken in de weer zijn met het verzorgen van zieke en gewonde soldaten. Sinds de bouw van het fort alhier, doet ons hospice dienst als krijgshospitaal. Vorige week lagen hier maar liefst 42 militairen! Helaas is één van hen overleden. Een jongen uit West-Vlaanderen, Romain Lahaye was zijn naam, pas 26 jaar, die bij de artillerie was. Bij de werken aan het fort raakte hij gewond. Ik heb hem voor hij aan zijn kwetsuren bezweek op 12 september, nog het heilig oliesel kunnen toedienen.
Overigens laten die soldaten zich weinig of niets gelegen aan het beoefenen van hun godsdienst. Hooguit twee gaan iedere ochtend naar de mis, en dan sluiten er nog een stuk of wat aan in de mis op zondag. Bedroevend.