Wat er daarnet op mijn hoofd viel! Een portret van de koning en de koningin! Niet één portret, maar tientallen. Het regende Alberts en Elizabethen. Om ons te herinneren aan de nationale feestdag die eraan komt natuurlijk. De kinderen waren door het dolle heen. Zoiets fleurt een dag toch op, nietwaar. En daarvoor doen ze het natuurlijk. Het gebeurt de laatste tijd wel meer. Dan komt er zo’n vliegmachine over het dorp – Britten, altijd Britten – en dan dwarrelt er van alles naar beneden. Een portret, of een pamflet. En dan voel je je hart toch wel even opspringen. ‘Ze denken aan ons’, gaat er dan door je heen. ‘Ze zijn ons niet vergeten.’ En dan kun je er weer even tegen.
Het geeft niet dat zo’n portret of pamflet in Duitse handen valt. Niet echt. Ze weten toch dat het gebeurt. En wat kunnen ze er nog tegen beginnen als het al door de lucht zweeft of op de grond ligt? Niet veel, hè. En daarbij: het is niet meer wat het geweest is. Dit verhaal hoorde ik gisteren vertellen – of het waar is, weet ik niet, maar het zou best kunnen: er kwamen gendarmen aan een huis om het te doorzoeken; de inwoners zouden iets van koper achtergehouden hebben. Maar de twee soldaten, die daar ingekwartierd waren, beletten de gendarmen om hun werk te doen. Zonder een vinger uit te kunnen steken moesten de gendarmen uiteindelijk afdruipen. Zo zie je maar. Ook de Duitsers zijn het beu. De gewone soldaten dan toch. Die willen na vier jaar ook naar huis. Die willen ook weer een gewoon leven. Wie wil dat nu niet? De Kaiser misschien. Maar die telt hier niet meer mee, wat denkt hij wel!

Niet alleen onze gasten zijn vertrokken. Ik heb de indruk dat de troepen veel sneller worden afgewisseld dan vroeger. Wat zou dat willen zeggen? Dat de Duitsers de controle aan het verliezen zijn? Dat er aan het front van alles aan de gang is? Er wordt veel gefluisterd, maar het fijne weet niemand ervan.
Dat moet hij gaan doen. Nu het een beetje naar lente begint te ruiken, moet hij bordjes gaan controleren. Alles om de opmetingen door de landmeters te vergemakkelijken! En het is nog niet eens 15 april. Hij moet erom lachen. “Ik wist niet dat je zo graag met mij naar de kreek wilt,” zei hij. Ik kon het niet uitstaan. Hij probeerde zelfs mijn hand te grijpen. Maar dat had hij gedacht. Ik rukte me los, en liep weg. “Ik wil naar de kreek,” mompelde ik gesmoord. “Dat klopt. Maar niet per se met jou. Ik wil hier gewoon het huis uit. Ik stik hier!” Dat laatste had ik willen uitroepen, maar ik deed het niet. Onder alle omstandigheden moet je jezelf onder controle kunnen houden. Zeker met Duitsers in de buurt. Hoe hoffelijk ze zich ook voordoen. Dat hij zich maar niks in het hoofd haalt. En dat hij maar gauw bordjes gaat controleren. Over vijf dagen is het 15 april, en dan moet elke boer in orde zijn. Stel je voor wat een ramp het zou zijn als dat niet het geval is.