
Het Spijshuis voor Zwakke Kinderen, waar Cécile maandag op bezoek is geweest, zoals het er nu (anno 2015) uitziet


Het Spijshuis voor Zwakke Kinderen, waar Cécile maandag op bezoek is geweest, zoals het er nu (anno 2015) uitziet

Dag Eléonore,
vandaag heeft mama me meegenomen naar het Nieuw Geestelijk Hof, hier in de Kloosterstraat. De zusters hebben in hun klooster een bakkerij ingericht. Elke dag worden daar 2800 koeken gebakken voor alle schoolkinderen van Beveren en ook nog brood voor de 130 kinderen van de schoolkolonie (daar zou ik een volgende keer graag eens mee naar toe gaan).
Ik ben ook in huize Clippeleyr geweest, aan de Kasteeldreef, waar twee jaar geleden nog een nieuwe school is gebouwd. Dat hebben de zusters aan het Komiteit afgestaan, en elke dag wordt daar een stevig maal bereid voor 300 zwakke kinderen van de parochie. Elke dag om vier uur in de namiddag komen die daar eten. Ik heb hen gezien. Er waren echt uitgehongerde scharminkels bij, met botten die door hun vel staken en vodden die eromheen hingen. Maar zo waren ze niet allemaal. Er waren ook heel nette kinderen bij, met propere kleertjes en een voornaam gezichtje onder keurig gekamde haren.
“Soms valt er eentje zomaar van zijn bank,” zei een van de zusters. “Van flauwte. Als je thuis één liter karnemelk, een paar sneetjes brood en twee patatten moet verdelen onder acht kinderen eet geen van hen zijn buikje vol. Zelfs niet als je die patat met schil en al opeet.” Ik wist niet dat het bij sommigen zo slecht gesteld was, Eléonore. Je had hen dan ook moeten zien schrokken. Het getik van hun lepels tegen hun borden, hun gesmak – het klinkt misschien gek, maar het deed me goed. Weet je: we moeten ervoor zorgen dat ze een mooi Sinterklaasfeest krijgen, en een nog mooier Kerstfeest. (Ik ben trouwens eens benieuwd of kardinaal Mercier weer zo’n brief gaat schrijven als vorig jaar.) Is dat niet het minste wat we kunnen doen? Ik heb al enkele ideeën, ik moet ze nog voorleggen aan mama en Elfriede. Ze zullen er wel mee akkoord gaan, denk ik. Hoe zouden ze er nou tegen kunnen zijn? Hoe het ook zij: ik houd je op de hoogte!
Je zus, die vol plannen zit.
Dag zus,
weet je nog dat ik schreef dat ik meer wilde doen dan enkel tabellen invullen en brieven sorteren? Ik heb mama gevraagd of ik mee mocht helpen bij de soepbedeling. Je zou dat soms eens moeten zien, zo’n soepbedeling! Misschien mag ik volgende keer mee naar de zusters van het Nieuw Geestelijk Hof, hier bij ons in de straat. Op één voorwaarde: dat er niet net een epidemie is uitgebroken, tyfus of mazelen, zoals eerder dit jaar. Toen sloten de scholen zelfs om de besmetting in te dijken. In armere wijken vallen er dan dikwijls heel wat slachtoffers, zelfs doden, vooral kinderen. Mama is zo bang dat ik ook ziek zou worden. Zelfs de moffen zijn er bang voor, voor die uitbraken van besmettelijke ziektes. Daarom kwamen ze aanzetten met verplichte inentingen tegen de pokken. Maar bijna niemand vertrouwde het. “Gif, dat spuiten ze onze kinderen in, ja!” Hoe dan ook: ik kijk al enorm uit naar al die dankbare gezichtjes van die doetjes als ze hun kom soep en hun koek krijgen!
Voorlopig zit ik dus nog tussen de papieren. Ik heb net een kopie van een brief aan de Duitse gouverneur onder ogen gekregen, over de situatie in Melsele. Daar zijn 180 werklozen, en 130 noodlijdende gezinnen. De maandelijkse uitgaven aan werklozen en noodlijdenden bedraagt momenteel 500 frank, evenveel als wat de gemeente in juni heeft uitbetaald aan werklozen voor de werken die ze uitgevoerd hebben. In oktober was dat laatste bedrag al gestegen tot 2500 frank. We kunnen nochtans wat bijverdienen (contant of in bonnen). Blijkbaar zamelen de pinhelmen eikels, kastanjes en beukennoten in; voor die laatste krijg je zelfs 45 Mark per 100 kilo! Om het rotten tegen te gaan, moet je wel zo snel mogelijk laten weten hoeveel je zult inzamelen; dan krijg je de nodige instructies. Waar halen ze het toch?!
O ja, voor ik het vergeet: Marie-Jeanne (die ken je nog wel, hè?) is bevallen van een flinke dochter. Ze heeft haar Elisabeth genoemd. Mooi van haar, niet? Heel wat minder mooi is hoe sommige andere vrouwen zich gedragen. Tot ’s avond laat zitten die met de pinhelmen te pintelieren en te flikflooien. Nee, Eléonore, niet bij iedereen brengt de oorlog het beste in de mensen naar boven. Hoe zit dat bij jullie, daar achter het front? Kon je het me maar laten weten.
Je zus, die vol verwachting uitkijkt naar haar aanstaande soepbedeling.
http://www.kidscam.be (De Groote Oorlog door Kinderogen, Brussel. In de Soep)
Dag Eléonore,
wat een dag. Ik weet niet hoe het komt, maar het gaat me niet af. Niet dat het zo druk is. Niet drukker dan anders, bedoel ik. Ik denk dat ik het me te veel begin aan te trekken. Daarnet heb ik nieuw ondergoed moeten bestellen voor het weeshuis. Ze zijn nog steeds met zo’n 25-tal, de weesmeisjes in Beveren, tussen 4 en 21 jaar. Eerst stond ik er niet bij stil, maar toen dacht ik: bedelen om ondergoed, is dat nou niet erg? En toen vroeg ik me af hoe het moest zijn om in tijden als deze het zonder ouders of familie te moeten stellen. Zonder vader zijn er heel wat, maar zonder moeder? Zo helemaal zonder iemand? Weet je, nogal wat arme of verlaten kinderen worden tegenwoordig door de gemeenten naar Nederland gestuurd – in totaal zou het al om enkele duizenden kinderen gaan. Kinderrechter Dierckxsens, van de afdeling voor Hulp aan Oorlogswezen en Bescherming voor Kinderen van het Komiteit, is daar faliekant tegen: “Kinderen mogen niet uit hun gezin of hun omgeving verwijderd worden!” Ik denk dat hij gelijk heeft. Wat moeten die kinderen immers in Nederland, waar ze niemand kennen en waar alles zo anders is? Daar staat natuurlijk wel tegenover dat die arme doetjes dan hier op een degelijke manier opgevangen en ondersteund worden. Volgens onze tabellen zijn er in Beveren alleen al zo’n 2000 kinderen jonger dan 16 jaar wiens ouders werkloos zijn, die dus best wel wat ondersteuning kunnen gebruiken. En dan gaat het nog niet eens over wezen! Er wordt al veel voor hen gedaan, maar misschien moeten we nog meer doen. Misschien moet IK meer doen dan enkel tabellen invullen en brieven sorteren. Ik weet waar jij voor zou kiezen, maar zou het ook iets voor mij zijn, denk je?
Veel liefs van je zus, die hunkert naar je goede raad.
Dag zus,
wat zeg je hiervan: ik werk nog steeds voor het Komiteit. Al een hele maand lang. En elke dag leer ik iets nieuws. Wat een organisatie is me dat toch, zeg. Ik heb er nu iets meer zicht op. Wij hier in Beveren horen bij de vesting Antwerpen en ook wat het Komiteit betreft zijn wij daarom een onderdeel van het Komiteit van Antwerpen. Dat zetelt in de Nationale Bank; algemeen voorzitter is Louis Franck. Voorzitter van de afdeling Hulp is de heer Carlier, die zit in de Graanmarkt. Ik zie hier nogal wat brieven aan en van die twee passeren! De voorzitters van het Komiteit in Beveren zijn vrederechter Dirix en burgemeester Pijpers; notaris Lesseliers is ondervoorzitter en griffier Lampers is de secretaris. Dan zijn er nog een aantal leden, alleen maar belangrijke mannen (wat had je anders verwacht?): de voorzitter van het Weldadigheidsbureel, de heer Van Acker; onderpastoor Nyssens (die is ook schatbewaarder), enzovoort. De zittingen van ons Komiteit vinden plaats op de griffie. Ondertussen zijn meer dan 3000 personen volledig afhankelijk en een paar tientallen gedeeltelijk afhankelijk van steun van ons Komiteit. Geld krijgen ze niet, ze krijgen alleen bons (voor voeding, voor kleding,…); het zijn de wijkmeesters die die bons verdelen. Wat niet meer in de winkels te verkrijgen is, wordt verkocht in het gemeentemagazijn. Zoals ik in mijn vorige brief heb verteld vul ik dus vooral de lijsten in van wie wat ontvangt en wat er in- en uitgaat. Van tijd tot tijd begint het me wel eens te duizelen met al die cijfers – je kunt je niet voorstellen wat voor bedragen ik soms onder ogen krijg! Handenvol geld kost die hulp. En dan is het dikwijls nog niet genoeg. Maar het is wel nodig. Heel erg nodig. En dan moet ik weer een brief naar Antwerpen schrijven. Al een geluk dat ik geen brieven naar de Duitsers moet schrijven: sinds kort moet elke schriftelijke communicatie met de Duitsers in het Duits gebeuren. En ze hebben een lijst gepubliceerd met alle dagbladen die nog toegelaten zijn (het gaat om Het Volk, en de Volksvriend, en de Vlaamsche Post enzo) – dat is handig, dan weten wij op welke kranten we zeker niet moeten rekenen voor betrouwbare informatie! Heb jij toevallig nog nieuws?
Je liefhebbende zus,
Cécile
Dag zus,
moet je nu wat weten? Heel deze oorlog is onze schuld! Tenminste, dat beweert keizer Wilhelm. Hij heeft heel deze toestand nooit gewild, de volledige verantwoordelijkheid ligt bij de vijand. Wij dus. Dat noem ik nog eens durven. Net of wij dit wilden! Je zou eens moeten zien hoe we eraan toe zijn na één jaar oorlog, tien maanden bezetting. In Beveren alleen al zijn er meer dan 3000 mensen afhankelijk van steun van het Komiteit; het bureel van Weldadigheid vangt er nog eens zoveel op. De kleinere instellingen van weldadigheid, zoals Vincentius a Paulo en de Kleine Familie, werken niet meer door geldgebrek. Veel ouderdomspensioenen worden niet meer uitbetaald, en de handel en de nijverheid liggen op hun gat zodat er elke dag nieuwe werklozen bij komen. Ik ken de exacte cijfers niet van buiten, maar ik heb de lijsten gezien en ze zijn lang. Ik vul ze nu zelf in, die lijsten. Mama heeft werk voor me gevonden bij het Komiteit. Ik help zowat hier en daar, een paar uur in de week: ik klasseer de briefwisseling met het Komiteit van Antwerpen, waar wij van afhangen, ik sorteer de aanvragen voor uitbetaling van achterstallige vergoedingen, ik vul de lijsten van bedeling aan. Papierwerk dus. Later vertel ik je er wel meer over, ook over het Komiteit. Nu moet ik afronden, ik moet bijna vertrekken. Waar houd jij je dezer dagen zoal mee bezig?
Liefhebbende groeten,
Cécile
Zus, ik heb er even over gedaan, maar ik heb net een besluit genomen: ik ga me inzetten voor de gemeenschap. Ik ga mama en Elfriede helpen met het Komiteit – ik moet het hen nog zeggen, ik vond dat jij het als eerste mocht weten, ik weet niet eens of ze iets met me kunnen doen. Maar dat zal wel, er is zoveel werk! Desnoods ga ik bij de veldpolitie die burgemeester Pypers heeft opgericht. De bedoeling is dat die veldpolitie bestaat uit boeren en dat ze gezamenlijk hun velden gaan bewaken. Er wordt zoveel gestolen. Naar ’t schijnt zakken ze zelfs vanuit ’t Stad af om onze velden te plunderen. En het ziet er niet naar uit dat de Fritzen daar veel tegen gaan doen. Daarom moeten wij het doen. Want zo kan dat niet verder, dat begrijpt iedereen. Langs de andere kant sluiten de pinhelmen ons dan weer op. Zo ziet het er tenminste naar uit. Ik heb horen zeggen dat ze op de grens in Prosperpolder een elektrische draadversperring aan het bouwen zijn, en dat ze van plan zijn dat over de hele lengte van de grens te doen. Weet jij daar iets van? In elk geval was er onlangs een verordening van opperbevelhebber Albrecht von Württemberg die zegt dat het voortaan verboden is nog schriftelijke mededelingen van welke aard dan ook, zoals brieven en kranten, over de Belgische grens te brengen. Bouwen ze daarvoor dat elektrische hek? Wie weet, misschien ligt daar nog een toekomst voor mij! Je ziet het, zus, ik ben niet van plan om me te laten wegzinken in eeuwig geklaag en gezeur. Na een jaar niksen en me wentelen in zwartgallige gedachten, ga ik eindelijk weer iets doen! Als je de komende tijd dus niet veel van me hoort, weet je waaraan dat ligt. In ieder geval: tot later, en houd je goed! Cécile
Dag Eléonore, mama vertelde me daarnet een verhaal! Ze had het van Elfriede, van het Komiteit. Het gaat over ene Stanislas Vertez en zijn vrouw. Ze wonen in Vrasene, maar Stanislas is een tijdje geleden uitgeweken naar Nederland. Hij zou in Terneuzen zitten. Zijn vrouw en hun vijf kinderen zijn enkele weken geleden ook naar daar vertrokken, met een bewijs om daar wekelijkse onderstand te verkrijgen. Maar nu heeft die vrouw haar vijf kinderen naar haar ouders in Beveren teruggebracht en is toen zelf weer naar Holland vertrokken. Zonder een adres achter te laten! De ouders van die vrouw zitten nu met de handen in het haar. Ze hebben het zelf allesbehalve breed. Omdat ze hun dochter en schoonzoon niet kunnen bereiken, eisen ze nu, via het gemeentebestuur van Beveren, onderstand van het Armbestuur van Vrasene, waar de kinderen ingeschreven staan. Maar dat Armbestuur zit naar eigen zeggen zonder middelen. Er zijn zoveel werklozen, de laatste dagen alleen al zijn er tweehonderd bijgekomen nu ook de wijmenbewerkers en de mandenmakers zonder werk zijn gevallen. Dat Armbestuur van Vrasene heeft dus het Nationaal Komiteit van Antwerpen gevraagd de kinderen te willen opnemen. En het heeft erop aangedrongen om de uitbetaling van de onderstand van 14 frank aan de ‘harteloze’ moeder in Terneuzen te stoppen. Geen idee hoe dat zal aflopen. Wat een toestand, hè? Er wordt nogal schande gesproken over dat koppel, wat had je gedacht. Maar er is niemand die weet wat er echt achter zit. Wat zou die vrouw bezield hebben om haar kinderen in België achter te laten? Ze moet toch weten dat het hier niet alles is, ze vlucht er zelf van weg. Zelf zit ze met haar man in Terneuzen. En wat is daar de reden voor? Zo zie je maar hoe moeilijk het hier is geworden. Je hoort steeds meer zulke verhalen van mensen die niet meer weten wat te beginnen. En je zou ze moeten zien, de vrouwen en kinderen als ze slecht nieuws ontvangen van hun man en vader aan het front. Soms – nee, elke dag wat meer – begin ik te beseffen dat ik eigenlijk niet eens zoveel te klagen heb. Ik heb nog steeds een dak boven mijn hoofd, woon nog altijd in een gerieflijk huis, heb ouders die voor me zorgen, heb elke dag te eten en zolang ik me aan de regels houd ben ik redelijk veilig. Op café ga ik sowieso niet, dus mij raakt het niet dat die voortaan om 10 uur moeten sluiten. Lastiger is het met die verordening die zegt dat de nationale kleuren en hymnen van de landen waar Duitsland mee in oorlog is, verboden zijn. Ik vond het juist zo plezant om mijn haar vast te binden met een zwart, een rood en een geel lintje – dat doen ze in Antwerpen en in Brussel ook, heb ik horen zeggen. Daar binden ze bijvoorbeeld ook de pralinedoosjes dicht met lintjes in die drie kleuren. Geweldig toch! En hoe het komt weet ik niet, maar als ik langs een café passeer en hoor hoe ze daar de Brabançonne of de Marseillaise of de Vlaamse Leeuw zitten te brullen, voel ik de aandrang om mee te gaan brullen. Het werkt zo aanstekelijk! Daarom dat het nu verboden is, waarschijnlijk. Ik zal die lintjes dus maar laten, voortaan stilletjes voor me uit neuriën en er vooral niet te veel misbaar rond maken. Zo erg is dat allemaal niet, vergeleken met de miserie van al die anderen. Toch? Je zus, Cécile
Dag zus,
het is weeral even geleden dat ik je nog geschreven heb. Ik had er de puf niet voor. Ik mis mijn vroegere leventje. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer het me verbaast dat vorig jaar alles nog normaal was. Toen kon ik nog kletsen en lachen met mijn vriendinnen, nieuwtjes en weetjes uitwisselen – ze stelden niks voor, dat zie ik nu wel in, maar wat waren ze belangrijk toen! En toen vierde ik mijn verjaardag nog samen met hen. Nu zie of hoor ik niemand meer.
Heb jij aan me gedacht, vorige week? Om me wat op te vrolijken wilde maman een nieuwe jurk voor me laten maken. Maar nergens hadden ze nog zijdegaren in voorraad, en eraan geraken was onmogelijk. Zo was het bij Leontine hier wat verderop, en bij de zussen Van den Berghe in de Zandstraat. Straf, hè.
Ik heb dan maar papa’s fototoestel gekregen – je weet hoe lang ik dat al wilde! Maar net nu is ook fotograferen een hachelijke onderneming geworden. Alleen wie toestemming heeft, mag het, en dat zijn er niet zoveel. Camiel Van de Velde uit Haasdonk is er zo een, en meester Piet Staut en Franz Mertens hier bij ons. Maar ze mogen niet eender wat fotograferen. Pasfoto’s voor op de eenzelvigheidsbewijzen, uiteraard – ik heb nu ook zo’n hatelijk vod papier dat ik altijd en overal op zak moet hebben. Maar postkaarten of afbeeldingen van verwoestingen zijn verboden, en een foto nemen waar een van hen of hun installaties opstaat is natuurlijk ook uit den boze – tenzij ze het vragen. Ze palmen echt alles in. Je moest eens zien hoe ze zich geïnstalleerd hebben in kasteel Cortewalle. Rittmeister Zu Rhein zien we geregeld op zijn witte paard door het park paraderen net alsof alles van hem is! Ik zou wel eens willen weten wat de graaf en de gravin daarvan zouden denken.
Maman houdt zich steeds meer bezig met dat Komiteit. Ze is zelfs eens meegegaan om soep uit te delen in de scholen. Ze zag de kinderen er oorlogje spelen en hoorde ze spotliedjes op de Kaiser en zijn pinhelmen zingen. Riskant is dat. Met zulke zaken kunnen die mannen niet lachen.
En papa? Die wringt zich in alle mogelijke bochten om die pinhelmen niet te bruuskeren. Er gaat bijna geen dag voorbij of ze komen hier iets halen. Sigaren, likeur, wijn, noem maar op. Van alles het beste. En dan krijgt papa een bonnetje, dat hij kan inleveren om aan zijn geld te geraken. Maar het is altijd iets met die bonnetjes; ik denk niet dat hij al veel van zijn centen gezien heeft. Excuseer, Marken zijn het nu. Zo zie je maar: zij vinden de weg naar de winkel, onze vroegere klanten niet meer. Benieuwd hoe lang deze toestand nog gaat duren. Soms denk ik dat het voor altijd is. Wat denk jij?
Cécile
Dag zus,
ze willen dat ik winkeljuffrouw word. Of bakkersknecht. Nonkel Henri kwam daarmee af. Ze hebben de handen vol met werk voor het Komiteit, en wat extra hulp zou van pas komen. Dat begrijp ik best, maar waarom ik? Ik zie het mezelf nog niet doen. Ze hebben nochtans iemand nieuw, een zekere Marie, een knap ding. Die zal de klanten nogal doen toestromen! Straf is dat. Bij ons komt niemand meer. Om niet alles te laten beschimmelen – of stelen door die pinhelmen – eten we het allemaal zelf op. Eerder deze maand is er in het ziekenhuis een eetwarenwinkel van de gemeente geopend. Niet zo’n goede zaak voor ons. De burgemeester zelf had ons uitgenodigd voor de plechtige opening. Beleefdheidshalve zijn maman en papa ernaartoe gegaan. Ik niet. Ik heb daar niks te zoeken, al zou een verzetje misschien wel deugd gedaan hebben. Ik moet terug naar school, wist je dat al? Het is te zeggen: volgens onze nieuwe, grote baas, gouverneur-generaal Von Bissing. Verplicht onderwijs voor iedereen tot veertien jaar. Dat beslist die opperpin zomaar. Niet slecht eigenlijk, maar hoe dat praktisch geregeld moet worden? De scholen zitten vol soldaten. ’s Nachts slapen ze in de klaslokalen, de refter, de turnzaal. Overdag hangen ze rond op de speelplaats, in de refter, in de turnzaal. En dat met al die kinderen… Wat moet daar van komen? Je ziet wat er in Haasdonk is gebeurd, met dat zesjarige meisje. En dan heb ik het nog niet over het gevaar dat oudere meisjes lopen met al die mannen in de buurt. Dat is de reden waarom maman en papa besloten hebben me niet terug naar het pensionaat te sturen, vermoed ik. We zijn er gaan kijken, maar toen ze al die mannen zagen, wisten ze genoeg. Verplicht of niet, ik ga dus niet meer naar school. Ja, ik pleeg verzet! Met het medeweten en de goedkeuring van maman en papa. Het klinkt misschien stom, maar het geeft een goed gevoel. En op die paar maanden zal het wel niet aan komen zeker. Wat geen goed gevoel gaf, Eléonore, was wat we in Melsele zagen. De pinhelmen zijn daar loopgraven aan het aanleggen. Ze kappen alle hoge bomen, halen wijmen weg en graven de weiden af tot zo’n 20 cm diep. Verwachten ze soms een inval? Het maakte me wat zenuwachtig. Het was wel weer een perfect voorbeeld van hoe tegenstrijdig die kerels kunnen zijn: wij in Beveren mogen net géén bomen meer vellen, heggen en afsluitingen slopen. En geen enkel stuk land ligt er hier nog onbenut bij. Elk grasveld, elk plein, zelfs het kleinste strookje gras wordt omgeploegd om er aardappelen te planten. En de boeren moeten hun rapen van de velden halen en er koren en kolen planten. Zelfs dat beslissen we niet meer zelf. Hoor mij nu, ik begin al als een echt boerinnetje te klinken. Waar moet dat heen? Ik zal maar vlug mijn schildergerief boven halen. Een beetje tegengewicht bieden. Verras jij me een van deze dagen met een briefje of zo? Ik kijk er zo naar uit…
Veel liefs,
Cécile