De Belgische militaire overheid heeft op het grondgebied van Haasdonk, op een strook grond die loopt van het fort van Haasdonk in de richting van het fort van Steendorp en noordoostelijk naar Kallo, 75 huizen en hoeves onteigend en afgebroken. Alle bomen en gewassen zijn er moeten verdwijnen. De soldaten zijn nu bezig met het aanleggen van versperringen en het graven van loopgrachten. De getroffen bewoners hebben een ander onderkomen moeten zoeken. Veruit de meesten konden terecht in huizen in het centrum van het dorp maar er zijn er ook die uit Haasdonk zijn weggetrokken.
Dagboek WOI
Daniël Frans Struyf, 6 september 1914
Na een korte slaappauze hervatten wij om vijf uur onze weg en komen om 7 uur in Vrasene aan, waar wij in het klooster van de zusters onderdak vinden. Omdat het vandaag zondag is en er geen bijzondere bevelen toegekomen zijn, zijn wij voor het eerst sinds 1 augustus 1914 heel de dag vrij! Met mijn kameraad trek ik naar de commandant om toestemming te vragen om mijn kinderen in Burcht een verrassingsbezoek te brengen. Hij stemt toe maar onder voorbehoud dat ik er op eigen krachten geraak. Als geniesoldaat moet ik mijn plan maar trekken! Wat nu gedaan? Zonder orderwoord geraken wij nergens door. Wij nemen ons geweer vast en vertrekken. In Beveren aangekomen kunnen wij meeliften met een officier zodat wij om één uur aankomen in Burcht tot grote vreugd van vrouw en kinderen!
Daniël Frans Struyf, 5 september 1914
Eindelijk terug op Belgische bodem!
Na een zeetocht van 24 uur kom ik aan in de haven van Oostende waar wij meteen op de trein worden gezet richting Sint-Niklaas. Daar komt onze compagnie aan om 11 uur in de morgen. Onze genietroepen worden ondergebracht in danszaal Flora in afwachting van nieuwe bevelen. Om 5 uur in de namiddag vertrekken we alweer, ditmaal richting Vrasene …
Daniël Frans Struyf, 4 september 1914
Wij bevinden ons op de trein in het station van Darnétal op weg naar Le Havre om vandaar te verschepen naar Oostende. Langs de spoorweg wuiven mannen, vrouwen en kinderen met hun zakdoek en wensen ons een behouden thuiskomst. Zij sporen ons ook aan geen medelijden te tonen met de Duitsers en er zoveel mogelijk uit te schakelen. Opnieuw regent het bloemen en sigarettenpakjes door de vensters van de trein – ook in Rouen werden wij, dappere kleine Belgen, feestelijk ontvangen en overladen met attenties en geschenken -, de kleine kinderkens gooien afscheidskusjes, wat mij aan mijn eigen kinderen doet denken. Mijn ongeduld is groot om opnieuw de vaderlandse bodem te betreden en onze Antwerpse makkers in de strijd te vervoegen. Ik heb ook een voorgevoel dat ik spoedig mijn teerbeminde vrouw en kinderen zal weerzien!
Daniël Frans Struyf, 24 augustus 1914
Als haringen gevangen in een ton
Wij arriveren eindelijk in Mariembourg, het meest zuidelijke punt van de provincie Namen en gelegen op een boogscheut van Frankrijk. Ik ben uitgeput, mijn makkers ook. We hebben het ternauwernood gehaald en ik besef ten volle dat we door het oog van de naald zijn gekropen. Er staat hier een trein op ons te wachten die ons naar Rouen zal brengen. Met 65 personen tegelijk worden wij in een beestenwagen geduwd, die ons langs Couvin, Tergnier, Ham, Chaulnes en Amiens naar onze uiteindelijke bestemming voert. Het wordt een helse rit van meer dan tweeëndertig uur, zonder eten of drinken en met slechts enkele rustpauzes. Ik overpeins de laatste uren en dagen en prijs mezelf gelukkig deze oorlogsverschrikkingen heelhuids en ongeschonden overleefd te hebben.
Daniël Frans Struyf, 23 augustus 1914
De calvarietocht naar Frankrijk
De aftocht uit Namen is een feit. Van alle kanten komen de Belgische troepen naar de stad afgezakt. Wij, de pontonniers, krijgen het bevel om de bruggen Jambes en Luxemburg met explosieven te vernietigen. Men verzekert ons dat de Duitsers onderweg zijn naar Namen. De stad en citadel worden onophoudelijk bestookt met Duitse artillerie.
Zonder enige bezittingen behalve ons geweer en onze kardoezen beklimmen wij de weg langs Wépion richting Frankrijk. Onderweg treffen wij de bloedige sporen aan van de hevige gevechten die hebben plaatsgevonden tussen de aftrekkende 4de divisie en de voorhoede van het oprukkende Pruisische leger. De bossen van Villers liggen bezaaid met talloze lijken, verbrijzelde wielen, vernietigde kanonnen en opengereten paarden. In de donkere nacht lijkt onze aftocht nog schrikbarender!
Roken doodt … fumer tue !
Onze oversten hebben ons uitdrukkelijk verboden te roken tijdens onze aftocht. Het vuur van een sigaret of pijp zou immers onze aanwezigheid kunnen verraden. Eén van mijn strijdmakkers, een groot liefhebber van tabakswaren, kan de bekoring niet weerstaan en strijkt, beschut vanuit een ondiepe gracht, zijn sigaret aan. Onmiddellijk vuurt een salvo geweerschoten vanuit het bos richting onze verdekte positie. Enkele makkers raken dodelijk getroffen. Wij werpen ons plat op onze buik en vrezen voorwaar dat ons laatste uur geslagen is. Eensklaps horen wij vanachter het struikgewas het ons welbekende qui vive (wie daar?) roepen. Deze roep van de wacht kan onmogelijk van de Duitsers komen, dus springen wij inderhaast overeind en roepen luidkeels dat wij Belgische strijdkrachten zijn op aftocht naar Frankrijk. Dan pas zien wij de Franse soldaten uit het donkere bos tevoorschijn komen. Met de tranen in de ogen vragen zij om vergeving. Zij hadden ons, nachtelijke bezoekers, voor Duitsers aangezien …
E.H. De la Croix, 11 augustus 1914
De verschrikkelijke wereldoorlog is begonnen. Het Duitse leger heeft onze grenzen overgestoken en ons land aangevallen. De sfeer in Haasdonk is gespannen. Mijn parochianen zijn zeer vaderlandsgezind. 120 mannen zijn opgeroepen om in het Belgisch leger dienst te nemen. 15 anderen zijn hen gevolgd en hebben zich als vrijwilliger gemeld. De achterblijvers gaan veel vaker dan gewoonlijk naar de kerk en vragen naar de heilige sacramenten. Ze trekken dikwijls op bedevaart naar de heiligdommen hier in de omgeving: de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Gaverland in Melsele en de Onze-Lieve-Vrouw Heikapel net over de gemeentegrens met Sint-Niklaas. Haasdonk smeekt om Gods hulp en bescherming!
Daniël Frans Struyf, 1 en 4 augustus 1914
1 augustus 1914
België trekt ten oorlog: iedereen gemobiliseerd
Rond middernacht word ik bruusk uit mijn slaap gewekt. In de verte hoor ik onafgebroken tromgeroffel, de dorpsklokken luiden onophoudelijk alsof mijn dorp Burcht in brand staat. Plots verschijnt er een politieman en veldwachter voor mijn deur. Zij overhandigen mij het bevel tot mobilisatie. Bij het ochtendkrieken dien ik mij aan te melden voor militaire dienstplicht.
Buiten op straat speelt zich een aandoenlijk tafereel af. Mannen en vrouwen, half naakt en wenend, omhelzen elkaar, kleine kinderen hangen aan de rokken van hun moeder, wenend en krijsend zonder te beseffen wat er allemaal gebeurt. Ook het gezicht van mijn geliefde echtgenote is helemaal bedroefd. Ik druk haar tegen mij aan, spreek haar lieve woorden van troost en vraag om mijn uniform klaar te leggen.
Na een moeilijk afscheid vertrek ik om vier uur ’s ochtends te Burcht en kom omstreeks 11 uur in Namen aan. Daar aangekomen, breng ik meteen een bezoek aan mijn schoonzuster en schrijf met haast enkele woorden aan mijn vrouw om haar mijn goede aankomst in Namen te melden. Hierna begeef ik mij naar het kwartier waar onze compagnie zal slapen. Met vierentwintig man worden wij op een klein zolderkamertje ondergebracht. Omdat de veldkeuken nog niet is ingericht moeten we zelf op zoek naar eten en drank. Ik breng de rest van de avond door bij mijn schoonzus en keer om 11 uur ’s avonds naar mijn logement terug. Met al mijn kleren aan, gooi ik mij op het stro. Afgemat en uitgeput val ik in een loodzware slaap.
4 augustus 1914
Alea jacta est – de teerling is geworpen
“De teerling is geworpen.” Duitsland heeft het neutrale België de oorlog verklaard en is ons heilige vaderland binnengevallen. Nabij Luik bulderen de vijandige kanonnen met een oorverdovend geluid. Zullen wij, het kleine Belgenland, overwinnen of worden wij verpletterd onder de akelige soldatenlaars van de Duitse agressor? Ik weet het echt niet.
Met volle moed en zonder oponthoud alsof wij met onze inspanningen het oorlogsverloop kunnen keren, werken wij vandaag aan de brug van Wépion. De burgers van Namen complimenteren onze werkzaamheden en zeggen dat het in versterking gebrachte Namen weldra onneembaar zal zijn. In Luik vechten onze kameraden met de moed der leeuwen en bieden zij heftige weerstand tegen de Duitse vijand. Wij zullen de Duitsers laten bloeden!